Studenten Fontys Hogeschool Venlo brengen wildschade in kaart
Juist in de tijdsgeest van automatisering, robotisering en hightech-toepassingen, wordt het hoog tijd dat techniekstudenten en boeren meer gaan samenwerken. Daarom is in 2016 onder de naam ‘Boer zoekt Engineer’ een unieke samenwerking gestart tussen Fontys Hogeschool Venlo en de agro- en foodsector. Dat levert interessante projecten op, zoals het met behulp van drones schade door zwijnen en dassen nauwgezetter en betrouwbaarder inventariseren.
Tekst: Wesley Hegge
Het GreenTechLab van Fontys in Venlo is de uitvalsbasis van Boer zoekt Engineer. In het unieke kenniscentrum werken studenten samen met vakkundige docenten en medewerkers met een achtergrond in de mechatronica, werktuigbouwkunde en industriële productontwikkeling aan technische vraagstukken binnen de agro- en foodsector. “Dat gebeurt op verschillende manieren”, zegt projectleider Anton Winkelmolen, verbonden aan agrarische adviesbureau Arvalis (dochterorganisatie van LLTB). “Denk aan onderzoek, procesanalyses, engineering, prototype bouw of een doorontwikkeling.”
Samenwerking
Het doel van de samenwerking is een verbinding leggen tussen de agro- en foodsector en techniekonderwijs. Concreet betekent dat: boeren met technische uitdagingen of ideeën koppelen aan techniekstudenten. De techniekstudenten gaan aan de slag om uitdagingen op te lossen. Een van die uitdagingen is het toekennen van de juiste vergoeding aan boeren wanneer zij schade hebben als gevolg van wilde dieren zoals dassen of zwijnen.
Uit recente cijfers blijkt dat er jaarlijks 21 miljoen euro aan faunaschade wordt aangericht. Boeren met schade kunnen hiervoor claims indienen bij BIJ12, voorheen het Faunafonds. Winkelmolen: “Voor het toekennen van die claims bestaat geen eenduidige methode. Taxateurs brengen vanaf de grond met het blote oog de schade in beeld. Dat gebeurt op basis van schatting. Doordat het vaak om grote percelen gaat en de schadeoppervlaktes bijna altijd erg grillig van vorm zijn, is het bijna onmogelijk met de oppervlaktes nauwkeurig te kwantificeren. In de praktijk ontstaat er dus vaak discussie over de omvang van schade en het resultaat van de taxatie. Soms met juridische procedures tot gevolg.”
Techniek
De studenten van het GreenTechLab willen aantonen dat de inzet van techniek zorgt voor een nauwkeurigere en objectievere taxatie. Het drone-project is een gezamenlijk initiatief van Arvalis, Fontys Hogeschool Venlo en EagleDrone. De provincie Limburg ondersteunt het project financieel. “Vanuit de lucht heb je beter beeld waarbij je per vierkante meter ziet wat de schade is”, zegt dronepiloot Jan Theeven (EagleDrone). “De studenten hebben een softwareprogramma ontwikkeld dat op basis van de dronebeelden automatisch taxatierapporten kan maken. We hebben al enkele percelen met wildschade in kaart gebracht en hoewel de software nooit uitontwikkeld is, zijn we tevreden over de resultaten.”
Eind dit jaar moet duidelijk worden of de techniek het wint van de mens. Theeven: “We nemen de proef op de som door vijftien percelen te laten onderzoeken door meerdere onafhankelijke deskundigen.”
Waar de technische studenten het project werkend krijgen, zijn studenten commerciële economie en international business bezig met de haalbaarheid van het product. Winkelmolen: “Ze maken een businessmodel. Uiteindelijk heeft het potentie om schade door droogte of juist water te inventariseren.”
Theeven: “De volgende stap is dus het toevoegen van kunstmatige intelligentie. Het registeren vindt nu plaats op basis van hoogteverschillen. Soms is dat niet genoeg om verschillende soorten van schade te filteren. Door computer vision zijn er waarschijnlijk meer mogelijkheden.”
Verbinding bedrijfsleven
Met het GreenTechLab en de daaruit voortkomende projecten toetst Fontys hoe actueel de onderwijsinstelling is. Winkelmolen: “De ontwikkelingen in het bedrijfsleven gaan door automatisering, robotisering en higtech-toepassingen enorm snel. Ondernemers willen de beste studenten. Er is veel vraag naar studenten die de mogelijkheden van technische innovaties in de agro- en foodsector kunnen toepassen.”